I. Bij het meten van de startstroom van de watermeter moet deze worden uitgevoerd op het watermeter-testapparaat. Manipuleer de regelklep om de stroom door de watermeter langzaam vanaf nul te laten stijgen. Bij het roteren is de stroomwaarde die op dit moment door de watermeter gaat de daadwerkelijke startstroom van de watermeter.
II. Let bij het meten van de dynamische stroom op de rotatietijd van de wijzer. De natte watermeter en vloeistofdichte watermeter mogen niet minder zijn dan 2 MIN, en de droge watermeter of volumetrische watermeter zonder wijzer die de startstroom aangeeft, mag niet minder zijn dan 10 MIN.
III. Over het algemeen wordt de startstroomwaarde gemeten met een momentane stroomindicator waarvan de werkelijke relatieve fout niet groter is dan ±1,5 procent. Indien nodig kunnen ook een tweederangs standaard maatfles en een stopwatch worden gebruikt voor hertesten.
Opmerking: De startstroom verwijst over het algemeen naar de minimale stroomwaarde die de watermeter ertoe kan aanzetten om te gaan draaien.